De avond voor de start. De aanval op de KOM (huidig recordhouder Laurens ten Dam) van de col d’Uglas uit het boek ‘De Renner’ van Tim Krabbé. Ik sta onder de douche en terwijl mijn handen over mijn lijf gaan voel ik hoe scherp ik sta. Solide spieren met een dun laagje huid erop en botten net iets te voelbaar.

Voor iedereen die dit laatste stukje erotisch getint vindt en aan Jambert moet denken:


Twee maanden lang heb ik vanuit een goede vorm verder toegeleefd naar dit moment. Specifieker op mijn eten letten; maca in mijn havermoutpap, een dubbele bak campingkoffie en een scoopje L-citrulline in de bidon was het recept deze ochtend. Even laten zakken, campingtoilet bonjouren, yoga en zitmeditatie voor 40min en op naar die pukkel van 5km.

De benen voelen als 14 jaar geleden (holy moly dat is een tijd terug). De dag voor het NK tijdrijden bij de junioren. De haargrens kruipt omhoog, maar Pantani-kaalheid nog lang niet, (kom ik later op terug). Top, de benen draaien op auto-pilot een flink mes weg. Een goede prestatie wordt bij mij niet gehaald met “alleen” superbenen. De rest moet ook super zijn en dat merk ik pas tijdens de inspanning.

Aangekomen ontdoe ik mijzelf en de fiets van al het overbodige gewicht; bidons eraf, fietsbel (vd Decathlon = minus 3kg) eraf, zadeltasje en pompje weg. Banden 7.3 voor 7.5 achter, voel ik mij goed bij. Ik trek mijn zweetshirt uit en doe mijn lichte shirtje weer aan. Ik draai de Boa-sluiting van mijn schoenen nog iets harder om mijn patatzak-vormige voeten. Bril af en nog een fopslokje (slok die eigenlijk niet telt) uit de bidon.

Start. Met een vaartje sla ik rechtsaf de klim op. Het is begonnen. De eerste bocht naar rechts meteen even herzitten naar de normalere snelheid die Uglas mij opdraagt. Met kilometer 1 krijg je op de Uglas altijd de deksel op je neus. Au. Regel 1; blijf op het buitenblad. Regel 2; niet teveel nadenken.

Na de eerste 2,5 kilometer komt er een herkenbaar recht stuk. Vol in de zon. Ik kijk op mijn teller en ik zie 16sec staan. (Ik denk dat ik achter lig, maar waarschijnlijk keek ik al zo scheel dat ik het minnetje niet zag staan).

Ik herken hem nog van de verkenning eergisteren en de verkenning van 15 jaar geleden. De Uglas heeft zich in mijn mentale en fysieke gestel gevestigd. Er staan twee bonusbomen (manipulatieve bomen incl. schaduw plus koelte die te kort zal duren) in het midden van dit stuk. Een goede opdeling anders is het mentaal een hel.

Alleen de gedachten aan dit rechte stuk laat mij al afzien. En nu schakel ik mijn meditatie-skills in die ik de afgelopen 2 jaar doe. Leef in het moment en let op je ademhaling. In het laatste stukje schaduw voor dit rechte stuk kan ik in het moment au zeggen en 1 seconde later hetzelfde, lekker makkelijk. Wat betreft de ademhaling hou ik wel echt een mooi diep ritme aan. Een ritme dat zich ook voordoet als ik in vorm ben. Nu kan ik het naar mijn idee meer sturen. Ademhaling is alles, helemaal op de Col d’Uglas.

Bocht naar links, volgende stuk. Zal ik gaan staan? Nee, nog 2km te gaan. Na staan is het risico op instorten te groot. Vanaf de laatste kilometer is het “veilig” om alle gashendels open te trekken. Ik laat een boer, ik voel misselijkheid opkomen, de pijn wil mijn lichaam de opdracht geven een inefficiënte houding aan te nemen; schouders krampachtig omhoog, grimmas op mijn gezicht en een aritmischer paniekerige ademhaling. Geestelijk weet ik het nog net allemaal op de rit te houden. Ik kijk op mijn teller. Nog 1km.

Nu had ik in mijn hoofd in de laatste kilometer a la Pantani het af te maken. Handen onder in de beugel en ongestraft vol gas kunnen afmaken met de lactaatbeker reeds tot de nok gevuld. Dit lukt niet bedenk ik mij meteen; ik ben geen Italiaanse klimmer met een kale kop die 57 kilo weegt. Ik ben een Hollandse ex-renner met blond haar van 73 kilo. Ik blijf zitten.

Duwen trekken duwen trekken. Alle spieren die ik nog enigsinds kan aansturen spreek ik nu aan, inclusief schouders en grimmas. Denken dat je op de vlucht bent voor iets engs werkt bij mij redelijk goed, T-rex uit Jurassic Park bijv of een Twentse moeder die heel hard om Bumbadoekjes schreeuwt (jeugdsentiment/pre-jeugdsentiment).
De laatste 300 meter. Verschrikkelijk maar aan de andere kant zo mooi, je bent er net zo bijna wel als dat je er bijna niet bent.

In de laatste 150 meter is de top en het bordje te zien. Nog een keer alles geven, wat inhoudt een zelfde tempo vasthouden. 3… 2.. 1 en tsjak! Ik passeer de finish en mijn Wahoo Element fietscomputer krijst het uit van geluk. Er verschijnt een kroon op het gameboy schermpje!! Ik heb de kom!! Van 12:48 naar 12:27 en daarmee met 21 seconden aangescherpt.

John en Vera wachten mij op bovenop de klim. De eigenaren van camping Beau Rivage in Cardet waar ik 15 jaar geleden al was op een van de mooiste vakanties ever. Zij waren er toen en nu bij. Sommige dingen en mensen veranderen niet, en dat is maar goed ook. Dankjewel Vera en John, deze is voor jullie.

Groetjes Jelle